2009-12 Joachim Duyndam

Hersenonderzoek, mimetische theorie en vrije wil


De vierdelige tv serie Profiel, die in november 2009 door Human en de KRO werd uitgezonden, is om meerdere redenen interessant vanuit mimetisch perspectief. Achtereenvolgens werden in deze serie vier biologen en hersenonderzoekers geportretteerd: Wouter Buikhuisen, Dick Swaab, Eveline Crone en Frans de Waal.

Alle vier bestuderen zij de mens, maar vanuit een biologisch perspectief. Zijn wij de stuurman en stuurvrouw van ons eigen leven, of wórden wij bestuurd door onze biologie, door onze hersenen? Of iets genuanceerder geformuleerd: is er in de biologische machinerie die ons lichaam is, inclusief onze hersenen, nog ruimte voor zoiets als een vrije wil? Dat zijn de vragen die blijven knagen na het zien van deze portretten.

Ook als je het werk van René Girard kent, stel je je deze vragen. Worden wij bestuurd door – of zijn wij zelfs helemaal overgeleverd aan – de werking van mimetische begeerte, met als uiterste consequentie: het zondebokmechanisme? Of is er hierbinnen nog ruimte voor de vrije wil?

De opvattingen van Girard en het hersenonderzoek raken elkaar in de spiegelneuronen. Onze spiegelneuronen werden in de jaren 90 ontdekt als de bestuurders in onze hersenen van zowel onze eigen bewegingen als van de waarneming van diezelfde bewegingen bij anderen. Intussen weten we dat spiegelneuronen niet alleen bewegingen van anderen waarnemen en kunnen imiteren, maar ook motieven van handelingen van anderen, zoals begeerte. Het interpreteren van een begeerte bij een ander en mijn eigen begeerte vinden tegelijkertijd plaats in hetzelfde deel van mijn hersenen. Dat weten we nu.

En de vrije wil? Het onderzoek dat in het programma Noorderlicht wordt getoond laat zien dat (normale, gezonde) mensen niet overgeleverd zijn aan ‘natuurlijke imitatie’, maar dat deze op z’n minst onderdrukt kan worden, en misschien zelfs gereguleerd door onszelf. Dat wil zeggen: door een ander deel van onze hersenen. Maar is de vrije wil dan zelf onderdeel van onze hersenen, in plaats van zoals we het gewend zijn te formuleren: de vrije wil tegenover onze biologische processen?

Dat zou best eens kunnen. Vrijheid heeft immers twee aspecten: negatieve vrijheid (vrij zijn van…, je teweer kunnen stellen tegen dwang) en positieve vrijheid (vrij zijn om…, de mogelijkheden die je kunt realiseren). Vrije wil betekent ‘negatief’ dat je je kunt verweren tegen de dwang van mimese. En ook dit verweer zit in de hersenen.

Vrije wil betekent ‘positief’ dat je een keuzevrijheid hebt met betrekking tot mimetische modellen. Ook al is onze natuur mimetisch, je kunt tot op zekere hoogte je model kiezen. De aantrekkelijkheid van een model is waarschijnlijk mede een hersenaangelegenheid. Zo kun je je laten inspireren door goede voorbeeldfiguren. Bijvoorbeeld iemand die zich op voorbeeldige wijze teweer stelt tegen zondebokmechanismes.

Helaas zijn zulke voorbeeldfiguren zeldzaam. In wat later de ‘affaire Buikhuisen’ is gaan heten, ontbraken ze volledig. Niemand nam het destijds openlijk voor hem op, toen hij door columnist Piet Grijs aan de schandpaal werd genageld. Ook dat was een schokkend weerzien in de aflevering van Profiel over hersenonderzoeker Wouter Buikhuisen. Maar vanuit mimetisch gezichtspunt meer dan interessant.

Joachim Duyndam