Religie

 

Het herhalen van het mimetische oergebeuren vormt het fundament van traditionele religies, in feite een grootscheepse poging om de strijd van allen tegen allen en daarmee ontwrichting van de samenleving te voorkomen. In feite dankt de mensheid haar overleven aan de religie, die in de evolutiegeschiedenis een cruciale rol speelt. Door taboes 'in naam van de goden' kon het geweld in samenlevingen worden ingedamd. Maar wanneer die mettertijd hun kracht verliezen, komt het opnieuw tot crisis en agressie.

Sacrificieel geweld

Om de crisis te voorkomen en de vrede te handhaven kan het tot sacrificieel geweld komen tegen een slachtoffer: het telkens terugkerende ritueel van het aanwijzen en offeren van een zondebok voorkomt immers een oeverloze strijd. De zondebok verenigt de strijdende partijen en maakt - voorlopig - een einde aan het geweld. Het religieuze is uiteindelijk 'structuralistisch' van aard: het begrijpt niet waar het vandaan komt en verwijdert zich steeds meer van zijn oorsprong. Girard is van oordeel dat de 'kwestie van de godsdienst' opnieuw gesteld dient te worden - sommigen menen daarom dat hij een 'atheïstische religietheorie' ontwerpt.

Hebreeuwse bijbel

De joodse godsdienst is voor Girard de worsteling met een nieuw ethisch besef. De teksten over Kaïn en Abel, Jozef, koning Salomo en Job vergelijkt hij op het punt van slachtoffering met verhalen en mythen uit andere culturen, zoals de Grieks-Romeinse: Romulus en Remus, Oedipus, Andromachè. In plaats van het offeren van zijn zoon Isaak slacht Abraham een bokje; het geweld van Kaïn tegen zijn broer Abel wordt niet vergoelijkt; anders dan Oedipus aanvaardt Job de mythische beschuldiging niet. Het geweld in de archaïsche religie wordt daarmee aan de kaak gesteld. Toch werken de oude mythen nog door, blijkt uit het feit dat de profeten steeds opnieuw moeten strijden tegen het religieuze godsbeeld - zoals in Jeremia 6, 20: 'Uw brandoffers behagen Mij niet; uw slachtoffers schenken Mij geen genoegen'.

Nieuwe Testament

In de evangeliën ziet Girard een voortgaande lijn: ze zijn "de dood van de mythologie". Jezus openbaart het mimetische, gewelddadige karakter van zijn cultuur. Hij weigert dan ook in te gaan op de begeerlijke dingen die de duivel hem belooft. Het verhaal over zijn lijden en dood is zo geschreven dat overduidelijk is dat hij onschuldig is en dat er sprake is van een schreeuwend onrecht. Door het geweld tot het einde toe zelf te ondergaan, er was geen andere mogelijkheid, wordt het grondpatroon van iedere religie blootgelegd. Mythologisering is nu onmogelijk geworden: het passieverhaal kiest vóór het slachtoffer en tégen de groep. De waarheid die zo aan het licht komt, ontstijgt aan de werkelijkheid of niet-werkelijkheid van de gebeurtenissen. Met andere woorden: de waarheid van het evangelie ligt niet in een directe overeenkomst met een gegeven buiten de tekst, maar in de kritiek op mythen, in het nee zeggen tegen de religieuze illusies van het heidendom. Het christendom is in zekere zin dan ook "een anti-religie", zegt Girard in een interview in Le Monde (22 nov. 2007).


Contra sacrificiële benadering

In de geschiedenis van het christendom echter zijn de woorden van de profeet Hosea (6,6): 'Ik wil barmhartigheid en geen offers' (herhaald in Mattheüs 9,13) steeds meer op de achtergrond geraakt. Het lijden wordt meer en meer als een offer gezien. Girard verzet zich tegen deze, wat hij noemt, sacrificiële benadering van het Nieuwe Testament. Hoewel hij er ver van is om een apologie te schrijven van het christendom zoals dat in de loop der geschiedenis gestalte heeft gekregen, waarschuwt hij er ook voor om van het sacrificiële christendom geen zondebok te maken. De ingewikkelde invloed van het christendom verspreidt zich onder de gedaante van een weten dat andere tradities met uitzondering van de joodse niet kenden en dat zich onophoudelijk verdiept. Het is niet esoterisch en stoelt op het feit dat situaties van verdrukking en vervolging doorzien kunnen worden.


Vergoddelijking van Jezus?

Als de joodse religie haar slachtoffers ontgoddelijkt heeft en het goddelijke ontofferd, waarom is Jezus dan tot god gemaakt? Hij wordt als onschuldig beschreven, evenals Johannes de Doper. Het verschil met mythen is dat aan zijn 'goddelijkheid' geen demonisering vooraf gaat en dat deze dus niet berust op hetzelfde proces als de mythische vergoddelijkingen. Verder is het niet de eensgezinde menigte van vervolgers die in Jezus (de zoon van) God ziet, maar een verdachte minderheid, een kleine groep dissidenten die zich losmaakt van de gemeenschap en haar eensgezindheid doorbreekt. Zo'n minderheid wordt in mythen niet aangetroffen. We zien nooit dat de gemeenschap zich opsplitst in twee ongelijke groepen, waarvan alleen de kleinere de godheid van het slachtoffer verkondigt.

 

> René Girard, "Mythologie, geweld en christendom", in: Pelckmans & Vanheeswijck (red.), René Girard. Het labyrint van het verlangen (Kapellen: Pelckmans, Kampen: Kok Agora, 1996), 13-30.